Onroerende inkomsten aangeven
Onroerende inkomsten zijn inkomsten die voortkomen uit onroerende goederen zoals bijvoorbeeld een huis, een appartement, een bouwgrond …
Onroerende goederen of inkomsten worden op twee manieren belast:
- via de onroerende voorheffing
- via de personenbelasting
Op deze pagina beschrijven we de regels die gelden voor de personenbelasting.
Bent u eigenaar, vruchtgebruiker, bezitter, erfpachter of opstalhouder van een onroerend goed? Dan moet u de onroerende inkomsten in principe aangeven op uw belastingaangifte (vak III). Met ‘eigenaar’ bedoelen we de volle eigenaar. Als u enkel naakte eigenaar bent van een onroerend goed, moet u geen onroerende inkomsten aangeven.
De algemene regel is dus dat u de inkomsten uit uw onroerende goederen moet aangeven. Op die algemene regel geldt één belangrijke uitzondering: de ‘eigen woning’. Dit is de woning die u als eigenaar, vruchtgebruiker, bezitter, erfpachter of opstalhouder zelf bewoont. De ‘eigen woning’ is vrijgesteld van personenbelasting. U moet de inkomsten uit uw ‘eigen woning’ dus niet vermelden op uw belastingaangifte.
De inkomsten uit andere onroerende goederen dan uw ‘eigen woning’ moet u wel aangeven. Hoe u dat moet doen, hangt af van hoe u het onroerend goed gebruikt. In sommige gevallen moet u enkel een fictief inkomen aangeven (het kadastraal inkomen). In andere gevallen moet u ook de werkelijke huurinkomsten aangeven.
We bespreken verschillende mogelijkheden voor gebouwde onroerende goederen meer in detail.
Voor meer informatie, kies de situatie die voor u van toepassing is:
Ik ben eigenaar, vruchtgebruiker, bezitter, erfpachter of opstalhouder van
- een woning die ik zelf bewoon (de ‘eigen woning’)
- een gebouwd onroerend goed dat ik verhuur
- een gebouwd onroerend goed dat ik niet bewoon en niet verhuur
Voor andere mogelijkheden, zoals het aangeven van gronden, materieel en outillering en specifieke situaties met betrekking tot erfpacht en opstal, kunt u de toelichting raadplegen.